Onder de gemeentelijke belastingen verstaan we verschillende belastingen. Denk dan bijvoorbeeld aan de onroerendezaakbelasting (OZB), hondenbelasting, afvalstoffenheffing, precariobelasting en de rioolheffing. De rioolheffing wordt door Nederlandse gemeenten aan de burgers doorbelast om het gebruik en onderhoud van het rioolstelsel te bekostigen. Het beheer en de aanleg van riolering is een taak van de gemeente. Op een enkele uitzondering na wordt deze taak bekostigd via de rioolheffing, alhoewel een gemeente ook een deel van deze kosten vanuit de algemene middelen mag gebruiken. De wet geeft aan dat de begrote baten van de rioolheffing niet hoger mogen zijn dan de begrote lasten (Gemeentewet artikel 229b).
De rioolheffing verschilt per gemeente. Gemeenten kunnen verschillende berekeningen toepassen om de hoogte van de rioolheffing op te stellen. Zo heffen sommige gemeenten bijvoorbeeld vaste bedragen per aansluiting, terwijl andere gemeenten de heffingen baseren op het drinkwaterverbruik of de WOZ-waarde van een perceel. In het laatste geval wordt het dak- en terreinoppervlak meegenomen in de berekening.
Wil je bezwaar maken? Dat kan je via onze WOZ-dienst in 3 stappen doen. Wij nemen dan alles voor je uit handen en houden je op de hoogte via een persoonlijk dossier.
Dat de rioolheffing per gemeente verschilt, heeft te maken met de geografie en keuzes uit het verleden. Ook de boekhoudkundige praktijk speelt een rol, want wat wordt tot de riolering gerekend en hoeveel investeringen moeten nog gedaan worden? Een klein aantal gemeenten heeft geen kostendekkende rioolheffing. Dat betekent dat zij extra geld uit de algemene middelen gebruiken om het rioolbeheer te bekostigen. De rioolheffing mag nooit meer zijn dan wat nodig is om de gemeentelijke watertaken uit te voeren.
In de afgelopen jaren is de rioolheffing flink gestegen. De reden daarvan is de veroudering van de rioolstelsels. Sterk verouderde riolering moet vervangen worden en deze kostenpost wordt betaald uit de rioolheffing, terwijl de aanleg van nieuwe rioolsystemen uit de grondverkoop komt. Om ervoor te zorgen dat de rioolheffing ineens flink de hoogte inschiet, werken gemeenten met een zogenaamde voorziening. Dit is een post in de boekhouding die zowel positief als (tijdelijk) negatief mag zijn. Mochten de kosten voor het rioolbeheer de hoogte inschieten, dan kan de voorziening deze klap opvangen. De stijging kan dan uitgesmeerd worden over meerdere jaren.
Grote investeringen aan het rioolsysteem worden vaak met geleend kapitaal betaald. De kapitaalslasten (rente en aflossing) bekostigt de gemeente dan vanuit de rioolheffing. Rioolleidingen kunnen bijvoorbeeld over ongeveer zestig jaar worden afgeschreven, terwijl rioolpompen een levensduur van circa vijftien jaar hebben. De wijze van financieren verschilt opnieuw per gemeente. De normale, jaarlijkse lasten worden rechtstreeks uit de rioolheffing betaald en worden dus niet over meerdere jaren afgeschreven.
Sinds 2008 is de gemeente ook verantwoordelijk voor de aanpak van grondwaterproblemen. De Wet verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken is sinds 1 januari van kracht. Gemeenten zijn naast de zorg voor inzameling en transport van afvalwater ook verantwoordelijk voor de verwerking van regenwater. Dankzij deze nieuwe wet kunnen gemeenten deze taken betalen met de opbrengsten van de rioolheffing. Daarmee hebben de gemeenten de financiële mogelijkheden om knelpunten in het stedelijk waterbeheer aan te pakken. Het rioolrecht blijft bestaan als (eenmalig) aansluitrecht om de werkzaamheden voor de aansluiting van een perceel op de riolering te kunnen betalen.